In "De Voetbaltrainer" heeft Bart Schmeits, leraar LO en sportpsycholoog en gespecialiseerd in het werken met kinderen en pubers een artikel gepubliceerd over betrokkenheid van pubers. Onderstaand een aangepaste versie van dit artikel.
Als het over pubers gaat, dan gaat het vooral over betrokkenheid. Hoe betrek je als trainer en/of coach je sportende puber bij zijn of haar eigen leerproces?’
Managen van relaties
‘Daar waar de trainer van (kleine) kinderen druk is met de organisatorische uitdagingen die aan een training worden gesteld, heeft de trainer-coach van pubers vooral te maken met het ‘managen’ van relaties. In de kern gaat het dan over de balans tussen trainer- en speler gestuurd werken, waarbij het elke keer weer de vraag is: ‘Wie is waarvoor verantwoordelijk?’ Bij de oudere jeugdspelers ontstaat er langzaam meer gezamenlijke verantwoordelijkheid. Bij pubers komt daar bijvoorbeeld het maken van afspraken bij, als tegenhanger voor het stellen van regels.’
Regels
‘Veel trainer-coaches starten het seizoen met een meeting. In die meeting worden dan tal van zaken besproken: hoe af te melden voor trainingen en wedstrijden, hoe er naar uitwedstrijden wordt gereisd, maar ook zaken als speeltijd, wisselbeleid en teamtaken kunnen de revue passeren. De manier waarop je zo’n nieuw seizoen ingaat kan, zeker wanneer je met pubers werkt, datzelfde seizoen al gelijk maken of breken. Wanneer jij je groep tijdens zo’n meeting overlaadt met regels (oftewel: jíj bepaalt hoe zíj zich dienen te gedragen), dan zal een deel van je selectie de grenzen opzoeken en waar mogelijk oprekken. Des te meer regels je stelt, des te meer munitie jij je spelers geeft om op jou te schieten. Een tweede gevaar van het opstellen van te veel regels is dat je zélf gedurende het seizoen heel druk bent met het toezien op de naleving ervan. Immers, er valt over regels niet te onderhandelen of te discussiëren. Iedere overtreding behoort een consequentie te hebben. Zowel voor de speler in kwestie, maar ook voor jou als trainer-coach. Hoe goed de reden ook is, bij een overtreding gelden er geen excuses.’
‘Een gevaar van het opstellen van te veel regels is dat je zélf gedurende het seizoen heel druk bent met het toezien op de naleving ervan’
Je uiterste best doen
Om bovenstaande te voorkomen, is het handig om met maar één regel te werken: ‘Ik wil dat je je uiterste best doet.’ Deze regel is echter behoorlijk ‘grijs’ waardoor de speler er allerlei verschillende kanten mee op kan. Tegelijkertijd biedt die grijsheid ook één groot voordeel: ‘Het geeft de coach de mogelijkheid om ‘consequent inconsequent’ te zijn.
‘Zodra kinderen eenmaal in de puberleeftijd komen, ontstaan er voor hen twee spanningsvelden. Het eerste is die van ‘bij de groep willen horen’ versus ‘gezien willen worden als een uniek individu’. Het andere spanningsveld bestaat uit het ‘zoeken van veiligheid en geborgenheid’ versus het ‘zoeken naar een conflict’.
Juist door in je werkwijze een grijs gebied aan te houden van hoe je met situaties omgaat, behoud je de ruimte om aan díe behoeftes tegemoet te komen. Neem bijvoorbeeld op tijd komen, iets wat elke trainer-coach zal herkennen. Zodra je aan het begin van het seizoen de regel instelt dat je niet te laat mag komen, dan geldt die regel voor iedereen. Terwijl het best kan zijn dat de ene speler thuis nog van alles te doen had en daarom later is, waar een ander de hele dag op de bank heeft gelegen en het alsnog presteert om te laat te komen.
Wat ik maar bedoel te zeggen: je kunt daar best verschillend mee omgaan. Wat hier echter aan voorafgaat, is dat spelers zélf het nut van op tijd komen gaan inzien. Een speler die te laat komt, ongeacht of dat voor een training of voor een wedstrijdbespreking is, zorgt voor een rommelige start. In plaats van al van tevoren een dergelijke regel als ‘op tijd komen’ in te stellen, kun je het eerste moment dat iemand te laat is aangrijpen om als groep tot een afspraak te komen. Er is op dat moment namelijk sprake van een duidelijke context, ze ervaren dan zelf ook het belang van het maken van een afspraak over dat onderwerp.’
Van ‘regels maken voor’ naar ‘afspraken maken met’
Het essentiële verschil tussen een regel en een afspraak zit niet in de inhoud ervan, maar vooral in de wijze waarop deze tot stand komt. Een regel wordt door iemand bedacht vóór anderen. Zodra een regel is bedacht, zit je dus met het implementatievraagstuk (hoe krijg ik ze zo gek?) en het controlevraagstuk (hoe zorg ik dat ze zich aan de regels houden?) Een afspraak daarentegen is het resultaat van een overeenkomst tussen gelijkwaardige partijen, ‘op ooghoogte’ met elkaar gemaakt; elke partij kan ‘ja’ of ‘nee’ tegen elkaar zeggen. Een afspraak kan alleen door diezelfde partijen worden gewijzigd, bijvoorbeeld wanneer er iets fout is gegaan of omdat de (wensen van de) klant(en) zijn veranderd of omdat er inmiddels betere oplossingen mogelijk zijn. (Bron: Gedoe komt er toch van (p.69) J. Swieringa en J. Jansen ISBN 978 90 5594 398 2)
Smoesjes en excuses
‘Ik spreek zelf eigenlijk alleen over afspraken, zelden over regels. Vooral ook omdat het ‘samen’ er duidelijk in terugkomt. De precieze formulering van een afspraak zal per groep verschillen, maar zou bijvoorbeeld zo kunnen luiden: ‘Als je ver van tevoren al weet dat je niet op tijd kunt komen, dan stuur je de trainer-coach een persoonlijk berichtje. Als je pas kort voor aanvang van de training weet dat je te laat gaat komen, bel je de trainer-coach.’ Een dergelijke afspraak is voor iedereen duidelijk, en iedereen is er ook op aanspreekbaar als de afspraak geschonden wordt. Het gaat dan dus over individueel aanspreekbaar zijn, iets dat als een rode draad door het werken met pubers heen loopt. Eigenlijk wil je dat die individuele aanspreekbaarheid proportioneel ook steeds groter wordt waardoor, indien nodig, pubers ook vaker op hun verantwoordelijkheden kunnen worden aangesproken. Niet alleen door de staf, maar ook onderling. Vervolgens is het interessant te kijken of ze het feit dat ze worden aangesproken accepteren, of dat ze er met smoesjes en excuses onderuit proberen te komen.
‘Ik spreek zelf eigenlijk alleen over afspraken, zelden over regels’
Common ground
‘Wanneer woorden als ‘regels’ en ‘afspraken’ langskomen, zijn veel pubers geneigd te kijken hoe strikt die afspraken en regels gelden. Het aangaan van conflicten wordt daarbij niet altijd geschuwd en daar is niets mis mee. Want dat een puber een conflict aangaat, hoort gewoon bij de natuurlijke ontwikkeling. Ze zoeken soms bewust een conflict met iemand ‘dichtbij’, omdat ze weten dat het de relatie niet (blijvend) zal beschadigen. Juist door iemand te zoeken die ze vertrouwen, kunnen ze als het ware ‘veilig’ oefenen met aspecten als onderhandelen, het incasseren en geven van kritiek en het sluiten van compromissen. Conflicten zijn voor de ontwikkeling van een puber dus zeer wenselijk, mits ze maar goed opgelost worden. Door vanuit dat grijze gebied consequent inconsequent te zijn, kun je min of meer kiezen wáár je een conflict over aangaat. Choose your battles!
Wat handig is om te doen, is de puber verleiden tot het hanteren van jouw perspectief. Tegelijkertijd leg je uit waarom je iets wel of niet snapt vanuit het puberperspectief. Dit werkt beter dan dat je ze per se wil overtuigen van je gelijk. Het zoeken naar overeenkomsten, de zogenaamde common ground, kun je bereiken door vragen te stellen en ze uit te dagen zelf met een voorstel of oplossing te komen. Bijvoorbeeld door een gesprek zo te beginnen: ‘Stel: ‘Jij bent trainer van dit team…’ waardoor je hem of haar vraagt om de situatie vanuit een ander perspectief te bekijken. Maar het kan ook door steevast te spreken van ‘we’ in plaats van ‘ik en jij’. ‘Hoe kunnen ‘we’ dit oplossen?’ ‘Waar kunnen ‘we’ nog verbeteren?’ Je haalt dan het scherpere ‘ik en jij’ eruit en zorgt voor betrokkenheid, door dankzij de woorden die je kiest meer te sturen op ‘samen’. En door te sturen op samen kom je bij de tweede behoefte van de puber: gezien worden als een onderdeel van de groep.’
‘Conflicten zijn voor de ontwikkeling van een puber zeer wenselijk, mits ze maar goed opgelost worden’
Taal
‘Wanneer je er als trainer-coach zelf voor kiest om een puber individueel aan te spreken, zullen veel pubers in de verdediging schieten. Let daarbij dan eens op de taal die wordt gebruikt, zeker als het op het vinden van excuses aankomt. Bijvoorbeeld een speler die zich afgemeld had voor een training, omdat hij ‘moest’ oppassen. Hij had echter niet verwacht dat de training die dag door zou gaan en had daarom een andere keuze gemaakt. Zolang je daar als speler en als trainer niet over praat, is het er niet. Maar als je bewust vraagt naar de gemaakte keuzes en pubers gericht aanspreekt, kom je op het vlak van verantwoordelijkheid nemen terecht. Dán werk je bewust toe naar die grotere individuele verantwoordelijkheid. In dit geval kwam het eerlijke antwoord er pas uit ná een goed gesprek: ‘Het was lang onduidelijk of de training door zou gaan, dus ik heb er toen voor gekozen om te gaan oppassen.’
Ingrediënten
‘Zodra iemand te laat komt, is het handig zo snel mogelijk naar een geschikt moment te zoeken om dat individueel te bespreken. Daarbij lees je de speler niet de les, maar wil vooral bereiken dat hij of zij er zélf wat van gaat vinden. Het stellen van vragen (‘Hoe zou jij deze situatie oplossen?’) wordt dan belangrijker dan het geven van antwoorden (‘Ik zou dit zo en zo doen.’) Uiteindelijk wil je als trainer-coach namelijk dat je pubers zelf moeite gaan doen voor wat ze als individu en als team willen bereiken. De ene keer hoort daar loslaten bij, de andere keer is het aangaan van een conflict een goed middel. Wat je wanneer toepast, heeft te maken met zowel de situatie als met de speler in kwestie. Denk hier nog even terug aan dat voorbeeld over hoe je omgaat met spelers die te laat zijn. Als je in staat bent om te spelen met die balans tussen individuele aanspreekbaarheid en gezamenlijke verantwoordelijkheid, dan heb je alle ingrediënten om een goed ‘team’ te smeden.’
‘Wat je wanneer toepast, heeft te maken met zowel de situatie als met de speler in kwestie’
Leef het voor
‘Tot slot nog even terug naar de ‘taal’ die pubers gebruiken. Een onderdeel van die taal komt terug in de wijze waarop smoesjes of excuses worden verzonnen, denk aan het gebruik van: ‘Ik moest….’ Maar ook qua toon en felheid speelt taal een rol. Bij het aangaan van conflicten en de wijze waarop je met elkaar praat, geef dan duidelijk aan dat er voor iedereen grenzen zijn. Zodra onenigheid of een conflict verandert in grof taalgebruik of in schreeuwen, vraag dan diegene om daarmee op te houden en op een rustige manier met je in gesprek te blijven. Als dat geen gewenst effect sorteert, is het beëindigen van het gesprek de enige en logische consequentie. ‘Sorry, maar op deze manier ga ik niet met je in gesprek. Zodra je emoties gezakt zijn, mag je naar me toe komen en maken we het gesprek verder af.’ Door dit te doen heb je in één keer drie dingen gedaan: je hebt zelf het goede voorbeeld gegeven (schreeuwen lost niets op), je hebt de puber een taak gegeven (hij is nu individueel aanspreekbaar) en je bent zelf nog steeds onderdeel van de oplossing (gezamenlijke verantwoordelijkheid). Cruciaal hierin is dat je zelf dan wel het goede voorbeeld geeft. Dus leef het voor, in woord in daad! Dit is makkelijker gezegd dan gedaan, zeker wanneer je team een belangrijke wedstrijd speelt en een scheidsrechter een discutabele beslissing neemt. Maar hoe geloofwaardig ben je als je aan de ene kant niet wilt dat een puber tegen je schreeuwt, maar zelf in een wedstrijd wel tekeergaat tegen een scheidsrechter'.