Spreek de taal van F-jes

Stem je woorden af op hen. Spreek niet te complex, maar ook niet kinderachtig. Wees terughoudend met vaktermen, maar gebruik ook geen verkleinwoorden.

Introduceer je toch jargon, doe dat dan zeer geleidelijk en leg een term voorafgaand aan de hockwedstrijd eerst aan ze uit. Zeg niet: ‘Zet druk.’ Zeg: ‘Pak de bal snel af’ Zeg niet: ‘Kies positie.’ Zeg: ‘Loop je vrij, dan kun jij de bal krijgen.’ Zeg niet: ‘Diep, breed, inzakken, maak een verdedigende actie.’ Zeg: ‘Pak die bal.’ Maar vermijd: ‘Thomas! Die bal is voor jou! Jij bent sneller dan hij, tuurlijk!’ Dat is weinig sportief naar de tegenstander toe en komt de sfeer niet ten goede.

Gezichtsuitdrukking en gebarentaal
Termen als ‘scherp zijn’, ‘goed coachen’, ‘je best doen’, ‘laat de koppies niet hangen’ zeggen kinderen meestal niets. Noem de naam van de speler voor wie de tip is bedoeld en hou het dan kort en duidelijk. ‘Thomas, sla de bal niet zomaar uit, neem ‘m aan en durf te dribbelen’. Je gezichtsuitdrukking en gebarentaal zijn hierbij van grote invloed. Keer je nooit af, maak geen wegwerpgebaar. Probeer met een grap de sfeer goed te houden. Maar roep niet ‘nattekrantenbal’ of ‘patatbenen’. Daar lachen spelers wel om – maar ze spelen er niet beter door.

Over de schrijver
Wij maken trainers, coaches en spelers veel beter.
Reactie plaatsen