Het bijzondere van O9 en O10 spelers is het groeiende inzicht dat samenwerking de kans op succes vergroot. Ze laten soms al echte combinaties zien, lopen vrij en dekken een man. Moedig ze hierin aan, maar vergeet niet dat voor veel O9 en O10 spelers de handeling met de bal nog hoofdzaak is: aannemen, dribbelen, passen en schieten.
Afspraken binnen de lijnen
Afspraken over opstelling en wisselbeleid maak je met je spelers tijdig. Zo heb je later, rond de wedstrijd, meer tijd voor het echte coachwerk. Zorg dat iedereen op een positie staat waar hij zich prettig voelt en dat iedereen op de hoogte is van de gedragsregels.
Coachen voor de wedstrijd
Voer spelers zo vlak voor de wedstrijd niet met allerlei instructies, etaleer niet je hockeykennis. Moedig ze slechts aan tot enkele, duidelijke aanvallende en enkele duidelijke verdedigende taken.
Coachen tijdens de wedstrijd
Laat je tijdens de wedstrijd niet beïnvloeden door de stand of gebrul. Lees de wedstrijd in stilte, concentreer je op het spel, coach vooral de wissels naast je – en af en toe een speler die dichtbij je speelt.
Coachen in de rust
Rust is rust, en de kleedkamer is géén vrijplaats voor jou om al je bevindingen over het team uit te storten. Laat ze uitrazen en geef dan een speler de (roulerende) taak iets te zeggen over wat hem is opgevallen in de eerste helft. Dan pas kom jij aan het woord.
Coachen na de wedstrijd
Na de wedstrijd vermoei je spelers niet meer te veel met je bevindingen. Belangrijkste is nu dat iedereen met een goed gevoel naar huis gaat. Spreek met ouders van spelers, bouw een band met ze op.